Popis: |
Recent zijn historici zich meer en meer gaan interesseren voor de ongeziene groei in de energie die de westerse, (vroeg)moderne maatschappij over de laatste eeuwen is gaan consumeren. Tot nu toe is de geschiedenis van de energietransitie naar steenkool en andere fossiele brandstoffen vooral het terrein van specialisten van de industriële revolutie gebleven. Toch gebeurde de energietransitie al vroeger, nog voor een proces van industrialisering zich kon inzetten. Ook in de vroegmoderne periode hadden steden zoals Gent en Leiden al een grote nood aan energie – een nood die vooral vanuit de huishoudeconomie, eerder dan de industriële economie kwam. Het waren inderdaad de dagelijkse praktijken van duizenden huishoudens die een sleutelrol hebben gespeeld in het ontstaan van een meer energie-intensieve samenleving. Centraal in deze verhandeling stonden de sociale en culturele wortels van de transitie naar fossiele energie in de lange achttiende eeuw (1650-1850), bekeken vanuit het perspectief van de consumptie. De materiële cultuur van huishoudelijke verwarming en verlichting opent er een venster op de complexe relatie tussen energietransities en consumptiegedrag in het verleden. Hoe heeft energie haar impact gehad op het dagelijkste leven en hoe heeft het dagelijkse leven zelf de geschiedenis van energie mee vormgegeven? In dit doctoraat werd beargumenteerd dat in burgerlijke huishoudens de particuliere energieconsumptie in de loop van de lange achttiende eeuw in een heuse ‘energie-consumptiecultuur’ veranderde. Daarin werd energie niet alleen als een bron van comfort maar ook van sociale status gezien, wat resulteerde in een groeiend verlangen naar energie en uiteindelijk een meer verspillende energiecultuur opleverde. |