Autor: |
Jongbloed, A.W., Eeken-Amiel, N. |
Přispěvatelé: |
Montaigne Centrum voor Rechtspleging en conflictoplossing, Afd Privaatrecht, UU LEG LAW Landelijke Onderzoekschool Ius Commune |
Jazyk: |
Dutch; Flemish |
Rok vydání: |
2014 |
Popis: |
Ontbinding, bankgarantie, boetebeding In de huurovereenkomst tussen eisers als verhuurders en Amsterdam Horeca Holding B.V. (hierna AHH) als huurder was vastgesteld dat nog geen bankgarantie of waarborgsom was gesteld. Daarbij was bepaald dat het stellen van een bankgarantie of waarborgsom voor de ingebruikname van het gehuurde moest plaatsvinden en dat dit een voorwaarde was voor het verschaffen van het huurgenot. In weerwil van deze bepaling lijkt AHH de winkelruimte vervolgens in gebruik te hebben genomen zonder een bankgarantie te stellen (of andere zekerheid te verschaffen). Eisers vorderen daarop in onderhavige procedure primair ontbinding van de huurovereenkomst wegens het niet stellen van de bankgarantie, en subsidiair het alsnog stellen van de bankgarantie. Daarnaast vorderen eisers betaling van de contractuele boete op grond van de toepasselijke algemene bepalingen. De huurder verschijnt niet in de procedure. Niettemin wijst de kantonrechter bij verstek de primaire vordering tot ontbinding en de vordering tot betaling van de boete af. De subsidiaire vordering tot het alsnog stellen van de bankgarantie wordt wel toegewezen, waarbij de kantonrechter echter opmerkt dat deze vordering niet afdwingbaar is nu geen betaling van het betreffende bedrag als waarborgsom en ook geen dwangsom is gevorderd. Mede daarom oordeelt de kantonrechter dat ook de proceskosten van eisers voor hun rekening moeten blijven. |
Databáze: |
OpenAIRE |
Externí odkaz: |
|