Popis: |
Dit proefschrift geeft een optimistisch beeld van de huidige zorg voor depressieve patiënten in de huisartsenpraktijk i.v.m. eerdere literatuur en mediaberichten. We concluderen dat, de zorg voor depressieve patiënten in de eerste lijn in het algemeen adequaat is, d.w.z. in overeenstemming met aanbevelingen uit geldende richtlijnen. Ruim twee-derde van de depressieve patiënten werd door de huisarts herkend. Patiënten die psychische problemen met de huisarts bespraken, met meer depressieve symptomen en met tevens een angststoornis werden beter herkend. Het atypische symptoom toegenomen eetlust leidde tot slechtere herkenning. 58% van de depressieve patiënten werd verwezen voor psychologische of psychiatrische zorg. Huisartsen hielden de aanbevelingen voor verwijzing uit de richtlijn hierbij in het oog, patiënten met voorkeur voor psychotherapie, met chronische depressie of suïcidale neigingen werden vaker verwezen. Ook behandeling met antidepressiva schrijven huisartsen volgens de richtlijn voor. Slechts bij 5,4% van de antidepressiva-gebruikers was sprake van overbehandeling. Bovendien was meer dan de helft van deze overbehandelde patiënten met een goede reden gestart, maar te lang doorbehandeld. Uit een literatuur-review concludeerden wij dat aanbevelingen voor antidepressiva-gebruik gebaseerd zijn op voldoende bewijs v.w.b. acute behandeling en preventie van terugval gedurende enkele maanden, maar niet voor langdurige onderhoudsbehandeling. Aanbevelingen voor onderhoudsbehandeling worden ook minder goed gevolgd. Het zijn niet, zoals de richtlijn voorschrijft, patiënten met een chronische of recidiverende depressie die onderhoudsbehandeling krijgen. Wel lijken het patiënten met een slechtere prognose: patiënten met tevens een angststoornis of dysthyme stoornis (langdurige ‘milde’ depressie), patiënten die naast antidepressiva ook kalmerende middelen gebruikten en met recente psychiatrische contacten. |