| Popis: |
Onkruidbestrijding is in de fruitteelt noodzakelijk vanwege de concurrentie van onkruid met de bomen om water en voedingsstoffen, waardoor groei, vruchtmaat en kleuring achter kunnen blijven. Daarnaast is tijdens de bloeiperiode een schone zwartstrook belangrijk vanwege de warmte-uitstraling van de bodem. Het middelenpakket voor de onkruidbestrijding in de fruitteelt en de toepassingsfrequentie staan echter zwaar onder druk. Zo zijn Amitrol, Basta en Finale niet meer toegelaten en staat het gebruik van glyfosaat maatschappelijk gezien in toenemende mate ter discussie. Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of zonder afbreuk te doen aan productie of kwaliteit vergroening van de onkruidbestrijding mogelijk is. In samenwerking met een aantal partijen is op Proeftuin Randwijk een 3-jarige onkruidbestrijdingsproef in Conference op kwee Adams uitgevoerd met nieuwe herbiciden en mogelijk alternatieve strategieën van onkruidbestrijding. Tevens was er aandacht voor neveneffecten op nutriënten, bodemleven en oorwormen. Omdat een alternatief onkruidbeheer ook direct van invloed kan zijn op concurrentie om water is in de proef tegelijk een optimalisatie van de watergift onderzocht. Geen onkruidbestrijding, en daarmee een jaarrond onbeperkte onkruidgroei, bleek in deze proef onacceptabel, omdat dit een lagere productie geeft, kleinere vruchten en een zwakkere groei van de bomen. Het onkruid geeft zowel concurrentie om water, als ook om voedingsstoffen, zoals bleek uit de bodem- en bladanalysen. De standaard chemische onkruidbestrijding gaf met de minste input qua arbeid en investeringen het beste resultaat qua onkruidbestrijding. De afhankelijkheid van glyfosaat kan worden verminderd door de inzet van Kerb +AZ500 in de winter, aangevuld met enkele andere herbiciden in de zomer. Tegelijk bleek dat voor de groei en productie van Conference op Kwee Adams de zwartstrook niet noodzakelijk jaarrond onkruidvrij hoeft te zijn. Wel is het belangrijk om tijdens de bloei en vruchtzettingsperiode een schone zwartstrook te hebben. Na de vruchtzettingsperiode kan een zekere mate van onkruidgroei getolereerd worden zonder negatief effect op de productie. Uit deze proef bleken goede mogelijkheden voor mechanische onkruidbestrijding met de Vimas draadmaaier en/of Ladurner schoffel. Deze onkruidbestrijding had in deze proef bij peer geen duidelijk negatieve effecten op groei, productie of kwaliteit. Mechanisch onkruidbeheer brengt wel meer kosten met zich mee qua arbeid en investeringen. Er waren wel aanwijzingen dat deze vorm van onkruidbestrijding een negatief effect op het bodemleven (schimmels, bacteriën) kan hebben. Ook de consequenties voor de oorwormpopulatie verdienen nader onderzoek. Vanwege de nagenoeg afwezigheid van oorwormen, reeds bij aanvang van de proef, kon de effecten hierop niet worden vastgesteld. Behalve mechanische onkruidbestrijding zijn ook andere vormen van onkruidbestrijding onderzocht. Het gebruik van een groen herbicide middel B bleek potentie te hebben voor bestrijding van jonge onkruiden. Een mulchlaag van houtsnippers bleek effectief, waarbij voldoende stikstofbeschikbaarheid wel een aandachtspunt is. Toepassing van spuiwater uit chemische luchtwassers bleek in deze proef niet effectief tegen onkruid. De juiste watergift bleek een belangrijk aspect in deze proef. Door de watergift te wijzigen van een enkele slang naar een dubbele slang, wordt ook de locatie van onkruidgroei beïnvloedt (groeit vooral op de plekken waar water terechtkomt). Dit kan gunstig zijn voor de mechanische onkruidbestrijding. Daarbij bleek wel dat, vooral in droge jaren, de intensiteit van watergeven ook moet veranderen. Bij een dubbele slang is het beter om minder vaak, maar langere beurten te geven, zodat het water voldoende diep in de grond doordringt. Een optimale watergift vraagt om goede vochtmonitoringssystemen. In deze proef is met diverse meetsystemen ervaring opgedaan. Niet alle systemen functioneerden technisch goed. Ook is de interpretatie van de gemeten waarden niet altijd eenvoudig. Op kleine afstanden kunnen grote verschillen in vochtgehalten worden gemeten. In de meeste gevallen leveren de meetwaarden wel een goede tendens op, op basis waarvan kan worden bijgestuurd in de watergift. |
