Popis: |
BAAC heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Limbrichterstraat 17-19 te Sittard. Aanleiding voor het onderzoek is de herontwikkeling van twee bebouwde kadastrale percelen, waarbij er renovatie en nieuwbouw zal plaatsvinden. Uit het bureauonderzoek blijkt dat er voor het gehele plangebied een zeer hoge archeologische verwachting geldt op het aantreffen van archeologische resten vanaf de volle middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Het plangebied ligt in de oude middeleeuwse kern van Sitter dat voor het eerst wordt vermeld in 1157 AD; een AMK-terrein van archeologische waarde. Specifiek worden binnen het plangebied archeologische resten van steenbouw verwacht in het zuidwestelijke, westelijke en centrale deel van het plangebied. Hier is aan het begin van de 19e eeuw sprake van een voorloper van het huidige pand uit 1865-1867. In het onbebouwde, noordelijke en oostelijke deel worden voornamelijk bijgebouwen, water- en/of beerputten verwacht. Vanaf eind 19e eeuw is in het noordoostelijke deel wel sprake van een gebouw gelegen aan de Gats. Archeologische resten uit de middeleeuwen of nieuwe tijd worden direct onder de huidige funderingen of recente ophoogpakketten in zogenaamde stadsophoogpakketten of -afvallagen verwacht. Naast stedelijke resten bestaat op basis van de bekende waarnemingen in de omgeving van het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van boerennederzettingen uit het neolithicum en de Romeinse tijd. Oudere resten worden op basis van het voorkomen van een bosbodem/oude vegetatiehorizont met resten uit het neolithicum op circa 42 m +NAP verwacht (vanaf circa 1,5 à 2,5 m –mv). Dit niveau lijkt alleen te worden bedreigd door de aanleg van funderingspalen. Funderingspalen zullen op basis van de geologische opbouw van het gebied hoogstwaarschijnlijk tot op de draagkrachtige zandige grindlaag behorende tot de Formatie van Beegden op circa 11 m –mv worden aangelegd. Resten uit de oude steentijd, alsmede uit de bronstijd tot en met de ijzertijd, worden binnen het plangebied niet verwacht. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de natuurlijke ondergrond is opgebouwd uit matig tot uiterst siltige klei dat op matig grof zand is gelegen. Het betreffen hier alluviale (beekafzettingen) van de Geleenbeek of de nabij het plangebied gelegen Molenbeek. De top van deze alluviale afzettingen is verweerd wat duidt op een langdurige ligging aan het maaiveld en dus een oud-oppervlak waarop archeologische resten verwacht kunnen worden. Dit niveau lijkt overeen te komen met de bosbodem die in het dal van de Geleenbeek is aangetroffen, circa 100 tot 150 m verder westelijk. In de top van dit oud-oppervlak zijn tijdens gravend onderzoek zeer zeldzame en behoudenswaardige sporen uit het vroeg-neolithicum-A aangetroffen. Rondom de Molenbeek zijn binnen een straal van 100 m van het plangebied vondsten uit dezelfde periode bekend. Op de natuurlijke oevers van de Molenbeek worden tevens resten uit de Romeinse tijd verwacht. De natuurlijke ondergrond wordt, met uitzondering van boring 3, afgedekt door een stadsophoogpakket dat op basis van het vondstmateriaal tenminste dateert uit de 15e eeuw. In de boringen 4 en 6 is een onderscheid te maken tussen een ouder en een jonger ophoogpakket. Op basis van het aangetroffen vondstmateriaal kan voorzichtig worden geconcludeerd dat er sprake is van een tweefasig opgebouwd stadsophoogpakket uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd. De grens tussen beide pakketten lijkt op circa 1/1,3 m -mv te liggen. Tevens is in een vermoedelijke kuil of uitbraaksleuf ter hoogte van boring 3 een fragment Pingsdorf aardewerk of proto-steengoed aangetroffen uit de 12e /13e eeuw. Dit wijst op mogelijk oudere menselijke activiteit ter plaatse van het plangebied. De archeologische verwachting uit het bureauonderzoek kan op basis van het veldonderzoek gehandhaafd blijven. Archeologische resten uit de nieuwe tijd worden direct onder een recent opgebracht zanddek verwacht vanaf 35/55 cm –mv. Oudere archeologische resten uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd worden vanaf 105/130 cm verwacht. Pre-stedelijke archeologische resten worden vanaf 185/190 cm -mv verwacht. BAAC adviseert om bodemverstorende activiteiten die dieper reiken dan 30 cm –mv zo veel mogelijk te vermijden. Indien dit niet mogelijk is adviseert BAAC om, gezien de zeer hoge archeologische verwachting op meerdere archeologische niveaus, direct een opgraving van het bouwvlak uit te laten voeren. Voorafgaand aan het gravend onderzoek dienen de eisen waaraan het onderzoek dient te voldoen, te worden vastgelegd in een door het bevoegd gezag goed te keuren Programma van Eisen (PvE). |