De diagnostiek van longembolie
Autor: | H. C. P. M. van Weert, W. A. M. Lucassen |
---|---|
Rok vydání: | 2012 |
Předmět: | |
Zdroj: | Bijblijven. 28:28-33 |
ISSN: | 1876-4916 0168-9428 |
Popis: | Longembolie is nog steeds een van de meest gemiste diagnoses, in het bijzonder omdat deze diagnose vaak niet eens wordt overwogen. In dit artikel worden eerst de anamnese en het lichamelijk onderzoek besproken. Dyspneu is de meest voorkomende klacht bij patienten met een longembolie (73%): dyspneu in rust, dyspnee d’effort en orthopneu. Op de tweede plaats komt pijn op de borst die vastzit aan de ademhaling. Hoesten (40%) en hemoptoe (5%) komen minder frequent voor. Bij twee vijfde van de patienten is pijn in kuit of bovenbeen een symptoom van diepe veneuze trombose. Anamnese en lichamelijk onderzoek bieden onvoldoende zekerheid. Met behulp van de klinische beslisregel volgens Wells en een kwalitatieve D-dimeertest kan de huisarts bij ruim 40% van de verdachte patienten longembolie uitsluiten. Patienten met een hoog risico worden verwezen. In de tweede lijn wordt al langer gebruikgemaakt van dezelfde diagnostische strategie met de wellsbeslisregel en een kwantitatieve D-dimeertest. Bij patienten met een hoge klinische verdenking is de CT-pulmonalisangiografie (of spiraal-CT-scan) tegenwoordig het standaard beeldvormend onderzoek voor het diagnosticeren van longembolie. Pulmonalisangiografie komt nauwelijks meer voor. Ventilatie-perfusiescan wordt alleen toegepast bij mensen met een allergie voor het contrastmiddel of met een ernstige nierfunctiestoornis. Denk bij benauwdheid, pijn op de borst, tachycardie, hoesten en bloed ophoesten aan longembolie, maar besef dat longembolie zich niet altijd presenteert met de klassieke verschijnselen: acute dyspneu, tachycardie en pijn die vastzit aan de ademhaling |
Databáze: | OpenAIRE |
Externí odkaz: |