Popis: |
The goal of the research described in the report was designing and testing a systems approach for pest control in chrysanthemum on the basis of functional biodiversity. The low pest tolerance, harvest of the complete plants and the short cropping cycle of chrysanthemum form a challenge for biological pest control. They imply respectively that there are naturally no or only little food sources in the crop for natural enemies, that natural enemies are eliminated with the crop at harvest, and that there is only a short time period for the establishment of a so-called ‘standing army’ of natural enemies. As a first step, an overview was made of the most important pests and natural enemies, and the potential chances and bottlenecks for a systems approach of pest control in chrysanthemum. Subsequent research was focused around a strategy based on a biological start with generalist predatory bugs (Orius sp.) and predatory mites (Transeius montdorensis) combined with several additional food sources and the elicitation of induced crop defenses through enrichment of the microbiome of the soil. In a series of greenhouse experiments the effect of this strategy on the control of Western flower thrips (Frankliniella occidentalis) and the cotton aphid (Aphis gossyppi) was investigated. The inoculation of rooted chrysanthemum cuttings with a relatively high density Orius laevigatus predatory bugs, and full-field application of high-quality Artemia (Biobee Biological Systems) as an additional food source, resulted in a good establishment of Orius in the crop and a good control of Western flower thrips and cotton aphids. No effects of the tested soil microbiome enrichment treatments on thrips and aphids were observe Het doel van het in dit rapport beschreven onderzoek was het ontwerpen en testen van een systeemaanpak voor plaagbestrijding in chrysant op basis van functionele biodiversiteit. De lage plaagtolerantie, het totaaloogst systeem en de korte teeltduur van chrysant zijn een uitdaging voor biologische bestrijding. Ze betekenen respectievelijk dat er van nature weinig voedsel voor biologische bestrijders aanwezig is in het gewas, dat biologische bestrijders uit de kas worden afgevoerd wanneer het gewas wordt geoogst, en dat er maar een korte periode is voor het opbouwen van een zogenaamde ‘standing army’ van biologische bestrijders. Als eerste stap is er een overzicht gemaakt van de belangrijkste soorten plagen en bestrijders en de potentiele kansen en knelpunten voor een systeemaanpak voor plaagbestrijding in chrysant. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht rondom een strategie gebaseerd op een biologische start met generalistische roofwantsen (Orius sp) en roofmijten (Transeius montdorensis) in combinatie met verschillende bijvoer-methoden en het verhogen van de plantweerbaarheid door middel van het verrijken van het microbioom in de bodem. In een serie kasproeven is het effect van deze strategie op Californische trips (Frankliniella occidentalis) en katoenluis (Aphis gossyppi) onderzocht. Het inoculeren van bewortelde chrysantenstekken met een relatief hoge dichtheid Orius roofwantsen, en het volvelds bijvoeren van de roofwantsen met kwaliteits-Artemia van Biobee Biological Systems, resulteerde in een goede vestiging van Orius en een goede bestrijding van Californische trips en katoenluis. Wanneer de kwaliteits-Artemia alleen pleksgewijs werd toegediend, was de bestrijding van trips elders in het gewas onvoldoende. Er zijn geen effecten van de getoetste weerbaarheidsbehandelingen op trips en bladluis waargenomen. |