Popis: |
In 2008 en 2009 werden loslatingen verricht van de roofmijten Neoseiulus cucumeris en Amblyseius andersoni, soms aangevuld met Phytoseiulus persimilis, in de zomerbloemen rozenbottel, chrysant, Veronica, Alchemilla en Delphinium. Hierbij bleek dat roofmijten zich niet in alle gewassen in gelijke mate vestigen. In Alchemilla en Delphinium bleek al spontaan Neoseiulus cucumeris voor te kunnen komen. Als in deze gewassen nog geen roofmijten voorkomen, zal introductie van N. cucumeris zeker slagen, mits er geen breedwerkende middelen worden toegepast. Vooral Alchemilla bleek een goede roofmijtenplant te zijn. Behalve Neoseiulus cucumeris werden ook andere soorten gevonden. Roofmijten die in de handel zijn tegen spint, Phytoseiulus persimilis en Neoseiulus californicus, vestigen zich eveneens goed in dit gewas, in tegenstelling tot Amblyseius andersoni. Verder kunnen spontaan andere natuurlijke vijanden van plagen voorkomen: roofwantsen, gaasvliegen en galmuggen. Trips nam in beide jaren af gedurende de teelt of bleef op een laag niveau. Neoseiulus alpinus is een roofmijt, die eerder is verzameld van Alchemilla en in kweek genomen. Een loslating van deze roofmijt in Alchemilla slaagde in 2008 niet, maar in 2009 wel. In Delphinium was in 2008 vanaf het begin van de waarnemingen Neoseiulus cucumeris in het gewas aanwezig. Na introductie van Amblyseius andersoni werd ook deze soort teruggevonden. Spint kwam in 2008 niet tot ontwikkeling. Buiten de proef kwam plaatselijk cyclamenmijt voor. In 2009 werd in Delphinium zwavel verdampt tegen echte meeldauw. Er was geen goede vestiging van roofmijten in het gewas, ook niet van de roofmijt Phytoseiulus persimilis, waardoor chemische bestrijding van spint noodzakelijk was. In Veronica, chrysant en rozenbottel kwamen in vergelijking met Alchemilla en Delphinium minder roofmijten voor. Trips en spint waren in 2008 en 2009 geen probleem in Veronica, chrysant en rozenbottel. Op rozenbottel kwam zonder introductie Neoseiulus cucumeris voor. Andere soorten roofmijten, die soms spontaan optraden waren Neoseiulus reductus in Delphinium, Amblyseius graminis in Alchemilla en chrysant, en roofmijten die tot een andere groep (Bdelloidea) behoren, met name op chrysant en Veronica. |