Waarheid en retorica in democratie. Plato’s Menexenos als reactie op Pericles’ lijkrede bij Thucydides
Autor: | Burgersdijk, D.W.P., Cohen de Lara, E. |
---|---|
Přispěvatelé: | Cohen de Lara, E. |
Rok vydání: | 2020 |
Předmět: | |
Zdroj: | Annalen van het Thijmgenootschap ; 107.4, 115-129. Nijmegen : Valkhof Pers STARTPAGE=115;ENDPAGE=129;TITLE=Annalen van het Thijmgenootschap ; 107.4 Cohen de Lara, E. (ed.), Plato en de sofisten Een spiegel voor deze tijd, pp. 115-129 |
Popis: | Item does not contain fulltext In zijn dialoog de Menexenos geeft Plato een parodie op de zogenaamde grafrede van Pericles, zoals weergegeven in het tweede boek van Thucydides' Geschiedenis. In deze rede wordt het unieke staatsbestel van Athene geprezen als reden om de oorlog tegen Sparta, die in 431 v.Chr. was losgebarsten, voort te zetten, en desnoods vele doden te riskeren voor het behoud van de machtspositie van Athene. De rede is beroemd geworden als lofrede op de democratie en toonbeeld van de sturende kracht van retorica. Terwijl voor Plato de democratie al een twijfelachtige staatsvorm was, voorspelde de retorica a fortiori onheil, omdat dit middel tot beïnvloeding van geesten niet gericht was op waarheidsvinding, maar slechts om het pleiten voor belangen die voorbij gingen aan objectieve waarheid en algemeen belang. De status van de rede in Menexenos (dramatische datum van Plato's dialoog is 387 vC) is onderwerp van discussie, maar wel toont deze duidelijk de afkeer van Socrates, als wiens spreekbuis Plato zich opstelt, van retorica. Deze afkeer, zo niet afkeuring, komt ook naar voren in andere dialogen met name de Gorgias, waarin deze grootmeester in de welsprekendheid wordt aangevallen op onwaarachtigheid. In Menexenos daarentegen voert Plato een sterk overdreven versie van het genre van de grafrede op, om te laten zien hoe willekeurig argumenten in de retorica gekozen worden, slechts om bepaalde subjectieve doelen te bereiken. In deze bijdrage zal, uitgaande van de inhoud en context van Pericles' rede zoals weergegeven door Thucydides, de pastiche van Socrates zoals weergegeven door Plato worden geanalyseerd. Er zal bekeken worden op welke punten Plato's reageert op Thucydides' Pericles, en wat eerstgenoemde hiermee wil zeggen over retorica en waarheidsvinding. Deze analyse vindt plaats aan de hand van de blik van beide sprekers op Athenes geschiedenis en staatsvorm, die immers onderwerp van beide redevoeringen vormt. Het geheel zal binnen het grotere kader van het antieke èn moderne debat over retorica en waarheidsvinding worden geplaatst. Democratie wordt immers door veel politici, vandaag evenzeer als in het vijfde-eeuwse Athene, als argument gebruikt voor het bereiken van vaak onbeschreven zaken, eerder met het oog op retorisch effect, dan op het bereiken van een discussie over hoe de democratie ideaal gesproken zou moeten werken, of in werkelijkheid functioneert. Democratie als retorische truc, kortom, niet als object van waarheidsvinding, of als middel tot het vinden of bereiken van een maatschappelijke waarheid. |
Databáze: | OpenAIRE |
Externí odkaz: |