Popis: |
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende/karterende boringen uitgevoerd in het kader van de geplande werkzaamheden aan de Kruigenstraat in Veghel. Bij een aantal percelen aan de Kruigenstraat zijn werkzaamheden gepland in verband met het project ‘Bufferboeren Veghel’. Binnen dit plangebied is de plaatsing van peilgestuurde drainage (PGD) gepland. Dit zal sleufloos gebeuren op een diepte van 80 centimeter beneden maaiveld. Daarnaast zal een aan- en afvoerput van beton en een pomphut en taludbak met filter worden geplaats binnen het plangebied. De hoofddrain ligt in het zuiden en langs het fietspad. In het eerder uitgevoerde bureauonderzoek is de volgende archeologische verwachting opgesteld: In de diepere ondergrond bestaat het plangebied uit twee noordwest-zuidoost lopende dekzand-ruggen met daartussen een dekzandvlakte. Een klein deel van het plangebied, aan de zuidkant richting de Aa bestaat op het diepere niveau uit een beekdalbodem. Het grootste deel van de dekzandruggen en de dekzandvlakte is, in de loop der eeuwen, als gevolg van bemesting met bosstrooisel of heideplaggen (vaak gecombineerd met potstalmest), getransformeerd tot een esdek (ophoogpakket) bestaande uit humeus zand. Vermoedelijk is dit in het plangebied, op een zone in het noorden na, waarschijnlijk dikker dan 50 cm, zodat hier sprake is van hoge enkeerdgronden. De conservering van mogelijk aan te treffen vondsten en sporen op deze gronden is waarschijnlijk goed vanwege de aanwezige afdeklaag. Daarbij waren de dekzandruggen in het landschap hoger gelegen; deze vormden dus een aantrekkelijke plek om te wonen en te akkeren. Deze gronden hebben dus een hoge archeologische verwachting. Gezien de vondsten en sporen in de nabije omgeving heeft het grootste deel van het plangebied, minus de beekdalbodem, een hoge archeologische verwachting voor sporen en vondsten vanaf het Mesolithicum tot de Nieuwe Tijd. Sporen en vondsten zullen zich hoogstwaarschijnlijk manifesteren in de basis van het esdek en in de top van de mogelijk nog aanwezige onderliggende bodem. Op welke diepte die overgang precies ligt is op voorhand moeilijk te voorspellen. Elders in Veghel is soms gebleken dat enkeerdgronden wel een meter dik kunnen zijn. Booronderzoek zal moeten uitwijzen hoe de bodemopbouw, indien niet verstoord door (diepe) afgravingen, er uit ziet. De zone die gerekend wordt tot het beekdal heeft een hoge archeologische verwachting voor bijzondere datasets zoals kortstondig gebruikte kampementen van jagers en verzamelaars, voorden en bruggen, depotvondsten, dumpplaatsen van nederzettingsafval en voorzieningen voor de visvangst. Er werd daarom geadviseerd om binnen het plangebied een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend booronderzoek (karterende fase). Aan de hand van het booronderzoek zijn voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen beantwoord: - wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? - in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? - bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze? - geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg? De onderzoeksvragen worden beantwoord in paragraaf 3.6. Tijdens het veldonderzoek zijn 70 boringen gezet en is geconstateerd dat in een groot deel van het gebied de oorspronkelijke bodem verstoord is geraakt tot in de C-horizont. Zoals in het bureauonderzoek al naar voren kwam, heeft in het plangebied veel grondverzet plaatsgevonden. Er zijn tijdens het karterend booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op een behoudenswaardige vindplaats. Een esdek is slechts beperkt (en niet duidelijk geclusterd) vastgesteld. Het oorspronkelijke esdek is waarschijnlijk relatief dun geweest, waardoor de beschermd effect ervan matig zal zijn geweest. Alles overziend wordt de kans op intacte archeologische waarden klein geacht. De geplande drainage zal op een relatief weinig verstorende manier worden aangebracht. Op de locaties waar wel relatief grootschalig gegraven zal worden, zijn er geen (aanvullende) aanwijzingen voor de aanwezigheid van behoudenswaardige archeologische waarden. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert daarom het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Advies Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt de archeologische verwachting voor het onderzochte daarom bijgesteld naar ‘laag’. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Meierijstad, om een besluit te nemen ten aanzien van het beëindigen van het onderzoeksproces. Ook wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het onderzochte gebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Meierijstad, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). |