Archeologisch vooronderzoek in het kader van de herontwikkeling plangebied Tamboerstraat te Rotterdam, gemeente Rotterdam

Autor: Weerheijm, W.J., Puijenbroek, F.P.J. Van, Picard, E.R.J.G., Satijn, O.P.N.
Přispěvatelé: Vestigia
Jazyk: Dutch; Flemish
Rok vydání: 2022
Předmět:
DOI: 10.17026/dans-znj-y2qz
Popis: Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) uitgevoerd voor een plangebied aan de Tamboerstraat te Rotterdam, gemeente Rotterdam (kaart 1; afbeelding 1). De opdrachtgever is betrokken bij de herontwikkeling van het plangebied. Het project bestaat uit twee delen: in het westelijke gedeelte worden twee supermarkten ontwikkeld met daarbovenop woningen en een ondergrondse parkeerplaats (groen, afbeelding 2). Direct aangrenzend wordt het woningbezit van een woningcorporatie herontwikkeld (lichtgroen, afbeelding 2). Een deel van de panden aan de Tamboerstraat zijn beeldbepalend en blijven behouden. Voor het funderen van de nieuwbouw worden heipalen geslagen (lengte en diameter moeten worden bepaald). Het plangebied is momenteel bebouwd en heeft een totaaloppervlak van ca. 7600 m2. Het inrichtingsplan met de aard/diepte van de ingrepen staat nog niet vast (zie afbeelding 2 voor mogelijke verkavelingen). Wel is duidelijk dat de verstoring tot minimaal 3 m-mv zal reiken, gezien de aanleg van een ondergrondse parkeergarage. Zodoende zullen de ingrepen naar verwachting tot in de archeologisch relevante niveaus reiken. In eerste instantie is een bureauonderzoek uitgevoerd waarbij op grond van de verworven informatie over de historische situatie, de bodemopbouw ter plaatse, de bekende archeologische waarden in (de omgeving van) het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied is opgesteld. Het plangebied had een onbekende verwachting voor resten uit het Mesolithicum en Neolithicum in de diepere ondergrond; eventuele resten uit deze perioden worden alleen door heipalen verstoord. In de top van de Formatie van Echteld (voorheen tot de afzettingen van Gorkum, gelegen op naar verwachting minimaal 7,0 m - mv) zijn op eventuele stroomgordelsedimenten mogelijk vindplaatsen uit het Neolithicum en/of de Bronstijd aan te treffen. Dit is een niveau dat niet door de gravende werkzaamheden bereikt zal worden. In de top van het Hollandveen (verwacht vanaf 4,0 m-mv) kunnen sporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd (of Middeleeuwen) aanwezig zijn. Op latere afzettingen van de Formatie van Echteld (voorheen tot de Afzettingen van Tiel, vanaf 4,0 m -mv tot aan het maaiveld) kunnen sporen uit het begin van de Romeinse tijd tot Nieuwe tijd worden aangetroffen. Hiervoor geldt een middelhoge archeologische verwachting. Verder is er in algemene zin een middelhoge archeologische verwachting op resten uit de Late Middeleeuwen (1200-1500) en later. Op basis van deze resultaten heeft Vestigia B.V. geadviseerd voor het plangebied een vervolgonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren. Het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam, namens deze Archeologie Rotterdam - BOOR) heeft dit advies overgenomen, en een PvE voor het booronderzoek opgesteld. Om het verwachtingsmodel te toetsen is op 16 maart 2021 een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Tijdens het veldonderzoek zijn drie lagen aangetroffen. Onderin de boringen is Hollandveen aangetroffen met daarboven afzettingen van het Laagpakket van Duinkerke, en een verstoorde bouwvoor. De afzettingen van Wormer/Gorcum/Calais zijn niet aangetroffen onder het veen; het Hollandveen reikte namelijk tot verder dan de maximale boordiepte van 6 meter beneden maaiveld. Vanaf een diepte van 148 tot 168 centimeter beneden maaiveld is in de boringen Hollandveen aangetroffen. Het Hollandveen bestaat uit roodbruin tot grijsbruin rietveen met vanaf een diepte van 353 cm -mv bosveen. Beide rietsoorten komen voor in eutroof milieus in de nabijheid van een waterloop. Binnen het veen is bij de diepe boring 4316002 tussen 222 en 353 centimeter beneden maaiveld een licht veraarde laag aangetroffen. Deze veraarde laag is, gezien de beperkte mate van veraardheid, niet als indicatie van een loopvlak te interpreteren. Boven het Hollandveen zijn kleiafzettingen van het Laagpakket van Duinkerke aangetroffen. De onverstoorde afzettingen hiervan bestaan uit matig siltige blauwgrijze klei. De top van deze afzettingen is opgenomen in de verstoorde bovengrond. De verstoorde bovengrond binnen het plangebied bestaat voornamelijk uit een verstoord kleipakket met modern baksteen en puin, en lagen bouwzand. In boring 4316007 is een lege ruimte aangeboord van circa 70 centimeter, tussen ca. 30 en 100 cm -mv. Daaronder was een betonplaat aanwezig. Ook boringen 4316001, 4316005, 4316006 en 4316008 zijn gestaakt op een harde laag puin, waar ook met een puinboor niet verder geboord kon worden. In geval van de boringen 4316005, 4316006 en 4316008 kan worden aangenomen dat de aangetroffen verstoring minimaal tot in de top van het Hollandveen heeft gereikt; dit op basis van de diepte waarop het veen in de andere boringen werd aangetroffen, en vanwege de aanwezigheid van veenbrokken tussen het baksteenpuin in het onderste deel van de verstoorde laag. Waarschijnlijk is er aan het begin van de 20e eeuw bij het bouwrijp maken van het gebied een dikke puinlaag op het veen aangebracht ter versteviging. Er kan dus worden gesteld dat in deze boringen het volledige Laagpakket van Duinkerke verstoord is geraakt tot in het Hollandveen. In de boringen waar dit laagpakket niet verstoord is geraakt zijn geen humeuze lagen in de vorm van begraven bodems of laklagen aangetroffen. Concluderend kan er worden gesteld dat binnen het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Het Laagpakket van Duinkerke is sterk verstoord geraakt door bouwwerkzaamheden in het verleden, waarbij in veel gevallen ook de top van het Hollandveen verstoord is geraakt. In de intact gebleven sedimenten zijn geen kenmerken van bodemvorming, begraven bodems of laklagen aangetroffen. De archeologische verwachting voor het plangebied kan daarom worden bijgesteld naar laag. Advies Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat er binnen het plangebied grootschalige verstoringen hebben plaatsgevonden. Hierbij zullen alle eventuele archeologische waarden in en op de afzettingen van Duinkerke verloren zijn gegaan. Ook is de verwachting in de top van het Hollandveen laag. Vestigia Cultuurhistorie & Archeologie adviseert dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Rotterdam, om op basis van dit rapport en het hierin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van eventueel vervolgonderzoek of het beëindigen van het archeologisch onderzoeksproces. Ook wanneer het plangebied op enig moment op basis van de resultaten van archeologisch onderzoek wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Rotterdam, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Databáze: OpenAIRE